Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dealer van harddrugs in Apeldoorn gedurende de periode van 1 september 2009 t/m 25 september 2011 krijgt een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/940364-11

Vord. na voorw. veroordeling: 06/940440-11

Uitspraak d.d. 18 januari 2012

tegenspraak / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1990,

wonende te ([adres]) [plaats], [adres],

verblijvende te Doetinchem in het huis van bewaring aan de [adres].

Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2012.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2009 tot en met 25 september 2011 te Apeldoorn, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

art. 2 ahf/ond B Opiumwet

art. 10 lid 4 Opiumwet

2.

hij op of omstreeks 25 september 2011 te Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,20 gram heroïne en/of 17,84 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

art. 2 ahf/ond C Opiumwet

art. 10 lid 3 Opiumwet.

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Aanleiding van het onderzoek

Op 25 september 20112 heeft de politie een grijze Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], rijdend over de Vosselmanstraat in Apeldoorn waargenomen. Omdat het de politie ambtshalve bekend was dat er vanuit deze auto verdovende middelen zouden worden verhandeld, heeft de politie de auto geobserveerd. Nadat er tussen verdachte en de bestuurder van een andere auto contact is geweest, heeft de politie de bestuurder van de andere auto staande gehouden. Deze bestuurder, [getuige 1], heeft verklaard dat hij even daarvoor een bolletje cocaïne had gekocht van de bestuurder van de grijze Volkswagen Polo. Verdachte is vervolgens aangehouden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.

Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht. Dit standpunt komt er - kort gezegd - op neer dat, in geval van een bewezenverklaring, slechts een beperkte periode, te weten de periode juli 2011 - september 2011, bewezen kan worden verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden. In het dossier bevinden zich verschillende stukken zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven.

Op 25 september 20113 heeft de politie in het centrum van Apeldoorn een grijze Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], gezien. Het was de politie ambtshalve bekend dat er vanuit deze auto gehandeld zou worden in verdovende middelen. De politie heeft gezien dat de Polo naast een andere auto, een Volkswagen Golf, is gaan staan. De auto's stonden met de bestuurderszijden naar elkaar toe. Na een minuut is de Polo weggereden. De politie zag dat op de bijrijderstoel van de Golf een basepijpje lag met een wit brokje erop. De bestuurder van de Golf, [getuige 1], heeft verklaard dat hij even daarvoor van zijn dealer cocaïne had gekocht4.

Verdachte is onderworpen aan een opsporingsfouillering ter opsporing van verdovende middelen. De politie zag dat verdachte in zijn onderbroek een pakketje had. Dat pakketje bleek een pakje sigaretten te zijn met daarin een zakje met 41 witte bolletjes en 10 bruine bolletjes. In de broek van verdachte is een contact geldbedrag aangetroffen van € 120,005.

De politie heeft de witte en de bruine bolletjes getest op de aanwezigheid van cocaïne en heroïne. Uit de test is gebleken dat de witte bolletjes cocaïne bevatten en de bruine bolletjes heroïne bevatten. Het totaal van de witte stof, die cocaïne bevat, bedroeg 17,84 gram cocaïne. Het totaal van de bruine stof, die heroïne bevat, bedroeg 3,20 gram heroïne6. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft een monster van de bij verdachte aangetroffen witte stof getest. De conclusie is dat dit monster cocaïne bevat. Er is ook een monster van de bij verdachte aangetroffen bruine stof getest. De conclusie is dat dit monster heroïne bevat7.

De auto van verdachte, de grijze Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], is doorzocht door de politie. Onder de stoel van de bestuurder is een wit bolletje gevonden en

€ 50,00. Op de stoel van de bestuurder is een zwarte mobiele telefoon van het merk Nokia gevonden. In het middenconsole is een zilveren mobiele telefoon van het merk Nokia gevonden. In de schoudertas van verdachte is een contant geldbedrag van € 470,00 gevonden8.

[getuige 1] heeft verklaard9 dat hij zojuist cocaïne had gekocht van een jongen in een grijze Volkswagen Polo waarvan het kenteken begint met [kenteken]. [getuige 1] heeft de jongen voor de deal gebeld. Zijn telefoonnummer is [nummer]. [getuige 1] koopt altijd en alleen bij deze jongen, hij is de vaste dealer van [getuige 1]. [getuige 1] koopt al twee jaar wekelijks bij deze jongen, eerst voor € 50,00 - € 100,00 per week en de laatste vijf maanden voor € 10,00 - € 20,00 per week.

[getuige 2] heeft verklaard10 dat hij harddrugs - cocaïne - gebruikt. De cocaïne haalt [getuige 2] bij een maatje waarmee hij vroeger op school heeft gezeten. [getuige 2] noemt dit maatje [bijnaam verdachte] of [naam]. Het is een kleine Turkse jongen met zwart opgeschoren haar en een dun postuur. Aan [getuige 2] is een foto van verdachte getoond11. [getuige 2] heeft verdachte op de foto voor 100% herkend als de jongen waarvan hij drugs heeft gekocht. De eerste keer dat [getuige 2] drugs heeft gekocht bij deze jongen was anderhalve maand daarvoor. Het was toen een groot bolletje wit. Daarvoor heeft [getuige 2] € 50,00 betaald. Hij had toen met de jongen afgesproken op het Adelaarsplein in Apeldoorn. De jongen reed in een zilveren Volkswagen Polo. Daarna heeft [getuige 2] nog zeven keer harddrugs bij deze jongen gekocht. [getuige 2] heeft alleen cocaïne gekocht. Het mobiele nummer van deze jongen eindigde op [nummer].

[getuige 3] heeft verklaard12 dat hij harddrugs gebruikt. [getuige 3] rookt cocaïne. [getuige 3] koopt de cocaïne bij [bijnaam verdachte]. Het telefoonnummer van [bijnaam verdachte] is [nummer]. [bijnaam verdachte] is een jongen van Marokkaanse of Turkse afkomst. Hij heeft kort geschoren haar. Volgens [getuige 3] woont [bijnaam verdachte] in de [straat] omdat hij daar wel eens met [bijnaam verdachte] heeft afgesproken. [bijnaam verdachte] rijdt in een zilveren auto. Door de politie is aan [getuige 3] een foto van verdachte getoond. [getuige 3] heeft verdachte op de foto herkend als de jongen die zich [bijnaam verdachte] noemt en waarvan hij in de afgelopen maanden harddrugs, cocaïne, heeft gekocht. Volgens [getuige 3] heeft hij sinds een jaar of twee één of twee keer per week harddrugs bij verdachte gekocht13.

[getuige 4] heeft verklaard14 dat hij ongeveer twee jaar geleden contact heeft opgenomen voor cocaïne. [getuige 4] heeft een vaste dealer. Deze dealer heeft het telefoonnummer [nummer]. De dealer rijdt in een zilvergrijze auto. De dealer klinkt als een Marokkaan of een Turk. Hij is ongeveer 24 of 25 jaar oud en heeft zijn haar aan de zijkanten raar opgeknipt en dan bovenop wat langer. Door de politie is aan [getuige 4] een foto van verdachte getoond. [getuige 4] heeft verdachte op de foto herkend als zijn dealer. [getuige 4] heeft van verdachte driekwart jaar tot een jaar geleden voor het eerst cocaïne gekocht en voor het laatst anderhalve week daarvoor. Gemiddeld kocht [getuige 4] een keer in de twee weken.

[getuige 5] heeft verklaard15 dat hij cocaïne rookt. [getuige 5] heeft een vaste dealer. Het telefoonnummer van de dealer is [nummer] en hij rijdt in een grijze Volkswagen Polo. De dealer noemt zichzelf [bijnaam verdachte]. [getuige 5] koopt sinds een jaar drugs. De dealer heeft aan de zijkanten opgeschoren haar en is van Turkse afkomst. Door de politie is aan [getuige 5] een foto van verdachte getoond. [getuige 5] heeft verdachte op de foto herkend als zijn dealer. [getuige 5] bestelt meestal een bolletje van € 20,00, dat is dan 0,3 gram. [getuige 5] heeft voor het eerst van verdachte drugs gekocht in december 2010. De laatste keer was anderhalve week geleden. [getuige 5] kocht een keer in de week drugs.

Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zowel cocaïne als heroïne heeft gedeald sinds juli 2011.

De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend tot bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Verdachte heeft ontkend dat hij al voor juli 2011 cocaïne en heroïne heeft gedeald. Verdachte heeft er daarbij op gewezen dat hij begin 2011 gedurende drie maanden vast heeft gezeten. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [getuige 4], [getuige 3], [getuige 5] en [getuige 1] af dat verdachte in de tenlastegelegde periode van 1 september 2009 tot het moment van aanhouding op 25 september 2011 heeft gehandeld in cocaïne en heroïne. Zo hebben [getuige 1] en [getuige 3] verklaard dat zij sinds twee jaar cocaïne kopen bij verdachte. Dat verdachte in de periode van 1 september 2009 tot 25 september 2011 gedurende 3 maanden vast heeft gezeten, doet niet af aan de bewezenverklaring, nu ten laste is gelegd dat verdachte in deze periode opzettelijk in strijd heeft gehandeld met in art. 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. Voorts volgt uit de verklaringen dat er meerdere afnemers zijn die op verschillende tijdstippen en met regelmaat in Apeldoorn verschillende hoeveelheden drugs hebben gekocht bij en geleverd hebben gekregen door verdachte.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte ter terechtzitting, duidelijk en ondubbelzinnig, een bekennende verklaring afgelegd. Voor het bewijs van dit feit is daarnaast aanwezig de al vermelde narcotic test en het rapport van het NFI.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, in zoverre dat:

1.

hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 25 september 2011 te Apeldoorn, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.

hij op 25 september 2011 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,20 gram heroïne en 17,84 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet

gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet

gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. Bij de strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernst van de feiten, de intensiteit en de omvang van de handel in harddrugs.

De raadsman heeft aangevoerd dat als er een gevangenisstraf opgelegd zou worden, het onvoorwaardelijk deel hiervan gelijk dient te zijn aan het voorarrest en dat er een werkstraf opgelegd kan worden zodat verdachte nog enig perspectief heeft.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel in ogenschouw genomen de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - handel in en het bezit van harddrugs. Verdachte handelde in cocaïne en heroïne. Deze schadelijke verdovende middelen hebben door toedoen van verdachte het maatschappelijk verkeer bereikt, met alle daarmee gepaard gaande risico's voor de volksgezondheid. Verdachtes handelen heeft het immers mogelijk gemaakt dat een groep gebruikers werd voorzien van drugs. Verdachte heeft daardoor de gezondheid van die gebruikers in gevaar gebracht. Blijkbaar heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. De handel in drugs dient krachtig te worden bestreden.

De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting in Opiumwet zaken van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken. De rechtbank gaat in onderhavige zaak uit van een periode van 21 maanden.

De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een Opiumwet-delict. Alles afwegende zal de rechtbank, die uitgaat van een kortere periode dan de officier van justitie, verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering tenuitvoerlegging

Verdachte is bij vonnis van 3 februari 2011 veroordeeld tot een voorwaardelijke straf van 62 dagen met een proeftijd van 2 jaar. Omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een of meer strafbare feiten, heeft de officier van justitie gevorderd dat tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf van 62 dagen wordt gelast.

De raadsman heeft zich verzet tegen de vordering tenuitvoerlegging en heeft betoogd dat het nu gaat om een Opiumwet-delict en dat het delict waarvoor destijds de voorwaardelijke straf is opgelegd geen Opiumwet-delict betrof en heeft subsidiair aangevoerd de proeftijd te verlengen.

Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dient de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 3 februari 2011 (parketnummer 06/940440-10) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen ten uitvoer gelegd te worden. De opvatting van de raadsman dat een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van de in art. 14c.1.a Sr genoemde algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, slechts kan worden toegewezen als de veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan een soortelijk feit als waarop de voorwaardelijke veroordeling betrekking heeft, vindt geen steun in de tekst van de wet of wetsgeschiedenis (HR 20 december 2011, LJN BQ 6758, NJ 2012/30). Dit verweer wordt derhalve verworpen.

In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank heeft te beslissen over de in beslag genomen grijze Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken], drie geldbedragen van € 120,00, € 50,00 en € 470,00 en de bij verdachte en in de auto aangetroffen bolletjes cocaïne (42 in totaal) en bolletjes heroïne (10 in totaal).

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto en de contante geldbedragen dienen te worden verbeurd verklaard en dat de bolletjes cocaïne en heroïne dienen te worden onttrokken aan het verkeer.

De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.

De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn naar het oordeel van de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid dan wel door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Het betreft de volgende voorwerpen:

- de grijze Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken];

- de drie geldbedragen van € 120,00, € 50,00 en € 470,00.

Nu de na te melden in beslag genomen middelen, te weten:

- bolletjes cocaïne (42 bolletjes met een gewicht van, in totaal, 17,84 gram) en

- bolletjes heroïne (10 bolletjes met een gewicht van, in totaal, 3,20 gram),

middelen zijn als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet , dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging/beslissing is gebaseerd op :

de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht, en

de artikelen 2, 3, 10, 13 en 13a van de Opiumwet .

Beslissing

De rechtbank:

* verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

* verklaart verdachte strafbaar;

* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;

* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: bolletjes cocaïne (42 bolletjes met een gewicht van, in totaal, 17,84 gram) en bolletjes heroïne (10 bolletjes met een gewicht van, in totaal, 3,20 gram);

* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de grijze Volkswagen polo, voorzien van kenteken [kenteken] en de drie geldbedragen van € 120,00, € 50,00 en € 470,00;

* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 3 februari 2011 (parketnummer 06/940440-10), te weten van: 62 dagen gevangenisstraf.

Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Van Valderen en Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2012.

Voetnoot:

1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620 2011134759-35 van de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 7 december 2011.

2 Voormeld stamproces-verbaal, doorgenummerd, pagina 4

3 Voormeld stamproces-verbaal, doorgenummerd, pagina's 28-30

4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2011, p. 28

5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2011, p. 30

6 Proces-verbaal narcotic identification test cocaïne en heroïne d.d. 27 september 2011, p. 65

7 Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 oktober 2011, p. 68

8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2011, p. 32

9 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 25 september 2011, p. 34

10 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 27 september 2011, p. 37

11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2011, p. 40

12 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 3] d.d. 30 september 2011, p. 49

13 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 3] d.d. 30 september 2011, p. 51

14 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 4] d.d. 3 oktober 2011, p. 53

15 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 5] d.d. 5 oktober 2011, p. 56


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature