U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Van een verdachte die een medebewoonster met heet water/thee heeft overgoten, is plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gelast. Het strafbare feit kan wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachet toegerekend worden.

Verdachte verblijft al in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van een rechterlijke machtiging BOPZ, maar het valt niet uit te sluiten dat deze tussentijds zal worden opgeheven. Daarom heeft de rechtbank de (strafrechtelijke) plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelast.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/940032-11

Uitspraak d.d.: 12 oktober 2011

Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1975,

verblijvende te [adres], [plaats].

Raadsvrouw: T.F.M. Hindriks advocaat te Hattem

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van

28 september 2011.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 10 januari 2011 in de gemeente Ermelo aan [slachtoffer]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (2e graads brandwonden aan gezicht/hoofd

en arm(en)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een kan met kokendhete

thee/water in/over het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam te gooien;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

zij op of omstreeks 10 januari 2011 in de gemeente Ermelo ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]

een kan kokendhete thee/water in/over het gezicht, althans het hoofd, en/of

het lichaam te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Aanleiding van het onderzoek

Op 10 januari 2011 werd er bij de Meldkamer Oost-Nederland melding gemaakt van een geweldsincident dat zich voor had gedaan in een woning van Psychiatrische Instelling GGZ-Meerkanten (thans GGZ Centraal) te Ermelo. Een patiënt was door een medepatiënt overgoten met kokend water en had mogelijk ernstig letsel. Na het doen van aangifte is er een onderzoek gestart en zijn er getuigen gehoord. De verdachte is op 19 januari 2011 aangehouden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling niet bewezen. Hoewel de foto's die kort na het gebeurde zijn gemaakt ernstiger doen vermoeden, is uit door hem telefonisch gedane navraag bij GGZ De Meerkanten gebleken dat de gevolgen voor aangeefster achteraf gezien meevallen. Aangeefster heeft geen lichamelijk klachten meer en is volledig hersteld. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft dit gebaseerd op de aangifte door [slachtoffer] en de bekennende verklaring van de verdachte. Hij is van mening dat verdachte met opzet heeft gehandeld. Uit haar verklaring ter terechtzitting blijkt dat bij verdachte niet elk inzicht in de draagwijdte van haar handelen ontbrak.

Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wegens haar geestelijke stoornis was zijn niet in staat haar wil in vrijheid te bepalen. Zij had geen enkel inzicht in de draagwijdte van haar handelen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.

Beoordeling door de rechtbank

De verdachte heeft zowel bij de politie2 bekend dat zij op 10 januari 2011 in de gemeente Ermelo een kan met kokendhete thee/water over het hoofd van [slachtoffer] heeft gegoten. Ter terechtzitting heeft verdachte die bekennende verklaring herhaald. Ook heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij boos was op [slachtoffer] en dat zij wist dat zij door haar handelen [slachtoffer] pijn zou doen. [slachtoffer] moest het echt voelen, omdat tegen haar schelden niet genoeg was.

Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op:

- de aangifte3 door [slachtoffer];

- de beschrijving van het letsel door de GGD Gelre IJssel d.d. 20 januari 2011.

Gelet op de omstandigheid dat verdachte het aan haar ten laste gelegde feit gaaf en onomwonden heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen sprake is geweest van opzet of voorwaardelijk opzet, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De aard van de gedraging en de bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat zij boos was op het slachtoffer, dat schelden niet genoeg was en dat zij wist dat zij [slachtoffer] door haar handelen pijn zou doen -, in samenhang bezien met het algemeen bekende feit dat door het overgieten van (delen van) het menselijk lichaam met heet water/thee brandwonden ontstaan, laten redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij bij het slachtoffer lichamelijk letsel zou veroorzaken.

Het verweer van de raadsvouw, dat er bij verdachte gelet op dier geestelijke stoornis geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet, wordt verworpen door de rechtbank. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn, te weten indien bij een verdachte ten tijde van het handelen ieder inzicht in de draagwijdte van de gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (Vgl. Hoge Raad, NJ 2009, 157). Het behoeft - in het licht van haar eigen verklaringen - nauwelijks betoog dat daarvan in deze zaak geen sprake is. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zij wist dat zij aangeefster daarmee pijn zou doen, komt immers naar voren dat bij verdachte van een dergelijke situatie geen sprake is was.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde, te weten de zware mishandeling, dient te worden vrijgesproken. De aard en ernst van het toegebrachte letsel kan volgens de huidige jurisprudentie niet zonder meer worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, aangezien er ook, bijvoorbeeld zonder operatief ingrijpen, zicht op genezing bestond en niet is gebleken van het niet kunnen uitoefenen van de dagelijkse bezigheden.

Het subsidiair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

zij op 10 januari 2011 in de gemeente Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een kan kokendhete thee/water over het hoofd, en het lichaam te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte heeft aangevoerd dat zij uit zelfverdediging heeft gehandeld. De rechtbank vat dit op als een beroep op noodweer.

Naar het oordeel van de rechtbank verkeerde verdachte niet in een situatie waarin zij moest vrezen voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haar lijf waaraan zij zich niet kon onttrekken. Het tegendeel is gebleken. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte eerst met een vork in haar hand dreigend voor aangeefster in de rookruimte heeft gestaan. Zij is vervolgens boos weggelopen naar de keuken, heeft met een waterkoker het water verhit, is vervolgens met dit hete water teruggelopen en heeft dit over aangeefster - die nog in die ruimte zat - gegoten. Van noodweer is dus geen sprake. Het betreffende verweer wordt mitsdien verworpen.

Over verdachte is een rapport opgemaakt op 19 april 2011 door mw. M. Drost, psychiater, en op 4 mei 2011 door Drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psycholoog.

De conclusie van de rapporten is dat er bij verdachte sprake is van chronische schizofrenie van het paranoïde type, antisociale en borderline persoonlijkheidskenmerken en misbruik van alcohol en vermoedelijk ook cannabis. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.

Op grond hiervan moet verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.

Met de conclusie van deze rapportage kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over. Verdachte is dan ook niet strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat zij zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de inhoud van de rapporten blijkt dat door het ziektebeeld gevaar voor herhaling bestaat. De huidige rechterlijke machtiging in het kader van BOPZ is kennelijk verlengd tot 16 augustus 2012, maar deze zou tussentijds opgeheven kunnen worden. Uit de rapporten blijkt dat verpleging nog geruime tijd noodzakelijk zal zijn.

De raadsvrouw heeft naast de bepleite vrijspraak subsidiair aangevoerd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid op grond van een geestelijke stoornis. Oplegging van een maatregel acht zij niet noodzakelijk. Verdachte verblijft thans op grond van een rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis. De maatregel zoals door de officier van justitie wordt gevorderd wordt door de deskundigen niet direct geadviseerd en heeft geen toegevoegde waarde.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen strafrechtelijke sanctie gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Zij heeft het slachtoffer uit kwaadheid met een kan hete vloeistof overgoten en daarmee het risico genomen op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.

Uit de over verdachte opgemaakte rapportage komt naar voren dat er sprake is van een geschiedenis van ambulante en klinische behandeling. Momenteel verblijft verdachte op een gesloten afdeling. Zij blijft psychotisch en bij tijden suïcidaal en agressief. De prognose van verbetering van het ziektebeeld is ongunstig. Er kan wel naar stabilisatie en abstinentie van middelengebruik worden gestreefd. Langdurige verpleging blijft noodzakelijk.

Betrokkene is reeds enkele jaren met een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ opgenomen. Betrokkene wil zelf niet langer in de psychiatrie verblijven en gaat er vanuit dat zij na afloop van de huidige machtiging met ontslag zal gaan. De deskundigen hebben gerapporteerd dat indien een strafrechtelijk kader wenselijk zou zijn, het dan in de rede ligt artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen en verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.

Het strafbare feit kan wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is gevaarlijk voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Het valt niet valt uit te sluiten dat de huidige rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ tussentijds zal worden opgeheven. Daarom zal de rechtbank plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten. Zij heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat verdachtes feitelijke verblijfssituatie daardoor niet zal veranderen, blijkens de verklaring van G. Hofsink, maatschappelijk werker bij GGZ Centraal te Ermelo ter terechtzitting.

Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.

De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu er geen te vorderen bedrag op het voegingsformulier is vermeld.

De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren. Primair en subsidiair wegens bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging, meer subsidiair omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, alleen al nu in het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:

* verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Poging tot zware mishandeling.

* verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;

* gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar;

* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering, met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Kleinrensink en Ouweneel, rechters,

in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2011.

Voetnoot:

1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0611 2011004287-16, gesloten en ondertekend 19 januari 2011.

2 Processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], pag. 44-54

3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 20-25


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature